Wandel en wissel

Wandel en wissel

De leerlingen lopen bij de werkvorm wandel en wissel door het lokaal. Wanneer de leraar ‘stop’ zegt, vormen de leerlingen een duo met de persoon die het dichtstbij staat. Vervolgens beantwoorden ze een vraag of doen een opdracht. Op deze manier werken leerlingen samen die elkaar in eerste instantie misschien niet zouden opzoeken, daarnaast zorgt het overleggen over de opdracht of de vraag ervoor dat leerlingen zich beter oriënteren op het onderwerp of nieuwe kennis verwerven. Deze werkvorm is heel geschikt voor leerlingen die niet lang stil kunnen zitten.

Voorbereiding

Deze werkvorm is heel geschikt voor in de klas. Zorg dat er genoeg ruimte is om rond te lopen.

Aanpak

  • De leerlingen lopen kris kras door het lokaal. Let op dat leerlingen echt rondlopen en niet alvast duo’s maken.
  • Op het moment dat de leraar ‘stop’ roept, staan de leerlingen stil en vormen ze een duo met de persoon die het meest dichtbij staat.
  • De leraar stelt een vraag of geeft de leerlingen een opdracht.
  • De duo’s wisselen hun antwoorden uit en overleggen.
  • De leraar kan steekproefgewijs vragen of de groepjes hun antwoord of conclusie willen delen.
  • De leerlingen lopen weer door het lokaal.
  • De leraar stelt de volgende vraag of geeft de volgende opdracht.

Tips en trucs

  • De leerlingen kunnen ook van tevoren zelf vragen formuleren.
← verder zoeken